Een bijdrage over "hoop" voor de zomerreeks van Samenleving &Politiek, door onze voorzitter Herman Peeters.
Ik moet toegeven dat ik er aan gedacht heb de vraag een bijdrage te schrijven over wat mij hoop geeft, terug te geven. Niet dat ik pessimistisch van aard ben of het positieve in de dingen niet kan zien, maar het laatste wat ik wil, is mezelf tentoonstellen als een orkestlid van de Titanic dat musicerend ten onder gaat. Want eerlijk, als geëngageerd lid van deze samenleving, bereid zich het lot van de mensen in armoede aan te trekken, zie ik vandaag weinig signalen dat de samenleving er morgen een stuk beter zal uitzien.
Even kwam de vraag dreigend opduiken waarom ik dit engagement nog blijf opnemen? Omdat het te vast aan mijn 'ik' is geklonken? Omdat ik er mijn sociaal netwerk te veel rond heb uitgebouwd? Ben ik toe aan een therapeut om mij van mijn dwangneurotisch fantasma af te helpen?
Ik maak er een karikatuur van, maar ik heb wel degelijk overwogen om dit artikel niet te schrijven. De kentering is pas gekomen na de examenperiode, die semestriële worsteling van mijn adolescenten om zich in de gunst van hun ouders te werken. Tegelijk het moment waarop het gewone leven in ons gezin zich herneemt. De rugzakken pakken voor de festivals, de wilde plannen voor een roadtrip door Europa en de thuiskomst van één van hen na een coming of age-reis door Azië. Wat mij enorm boeit, is de manier waarop ze 'creërend' in het leven staan. Het valt me al een tijdje op dat ze elk op hun manier een bijzondere belangstelling tonen in voorwerpen die mensen van mijn generatie net hebben weggegooid. De kleding die te lang op zolder heeft gelegen: die is interessant om aan te doen. Het is fascinerend hoe ze lyrisch worden van een wit-paars oversized trainingspak van 20 jaar geleden, van een versleten platenspeler of van een mobylette waarop niemand nog wil rijden. Al deze zaken bezorgen hen heel wat beziens. En dat is genieten, én groeien natuurlijk. Op eenzelfde manier zag ik ze ook genieten van hun deelname aan de 'verboden' klimaatbetogingen. Na een poosje hengelen naar de goedkeuring van hun ouders – die ze uiteraard niet kregen – trokken ze toch de straat op om het evenement, het schaamteloze feest van de overtreding, niet te missen. Afgaande op de televisiebeelden hebben ze zich daar kostelijk geamuseerd. Een genot dat de agitatie heeft opgeroepen van hen die zich geagiteerd mogen voelen. Ondertussen en waarschijnlijk zonder dat te beseffen, creëerden ze een stevig politiek feit.
Als ik dit eerder kansrijke jonge grut bezig zie, dat onbekommerd mijn tuin bevolkt en mijn ijskast ledigt, dan gaan mijn gedachten onwillekeurig naar de jongeren van Jong Gent in Actie. Zij maken deze zomer – voor de meesten voor het eerst – een buitenlandse reis. Jong Gent in Actie is de jongerenwerking van drie Gentse verenigingen waar armen het woord nemen. De jongeren in deze werking zijn niet geboren in een kansrijke omgeving, hebben geen vaste plaats waar ze kunnen thuiskomen, kennen een onduidelijke hechting en ontberen essentiële materiële voorwaarden om zich te kunnen ontplooien. Binnen de werking van Jong Gent in Actie ontmoeten ze elkaar als lotgenoten. Ze maken plezier of drama, maar ze kunnen er vooral zichzelf zijn. En wat meer is: ze spreken. Ze spreken over zichzelf, over hun verwachtingen en ontgoochelingen. Ze delen hun ervaringen. De werking brengt die naar buiten en geeft hen een maatschappelijke stem over thuisloosheid, een mislukte schoolloopbaan, de moeilijke relatie met de hulpverlening.
Deze zomer neemt een groep van 15 jongeren deel aan een ervaringsreis naar Spanje rond het thema 'Geluk'. Ze gaan op meerdaagse trektocht in de natuur, zullen vissen uit de rivier halen om een maaltijd te bereiden en samen met lokale jongeren een optreden op een buurtfeest voorbereiden. Om de reis te doen slagen, zullen ze een beroep op elkaar moeten doen. Ik ga er op de eerste plaats van uit dat ze in Spanje de tijd van hun leven zullen beleven. Maar ik hoop stil dat ze in deze niet-vertrouwde omgeving zichzelf zullen tegenkomen. Dat ze anderen zullen toelaten en het nut van engagement zullen ontdekken als opstap naar een zinvol en gelukkig leven. Ik hoop dat ze via deze ervaring meer van zichzelf kunnen houden en achteraf enkele bronnen van geluk kunnen benoemen die van belang zijn om hun leven autonomer vorm te geven. Ik hoop dat ze terugkomen als jonge levenskunstenaars en het belang van zelfzorg ontdekt hebben om aan hun maatschappelijke positie en die van anderen te kunnen bijdragen. Ik hoop dat ze net als mijn kinderen een manier vinden om de goegemeente uit te dagen via een kleine provocatie, waarin ze tonen dat hun armoede een onrecht is, schadelijk voor ieders toekomst. Als voorzitter van de vzw zal ik hen de overtreding natuurlijk verbieden. Maar de mogelijkheid dat dit deze zomer kan gebeuren, schenkt mij een onderhuids genot, en vooral veel richting aan mijn engagement.
Mag ik je deze zomer ook een heimelijke overtreding toewensen?